Zorg

Intramurale zorg

Vanaf 2013 wordt intramuraal verblijf uit de voormalig Verzorging &Verpleegsector voor de ZorgZwaarte-Doelgroepen 1, 2, 3 en een deel van groep 4 niet meer krachtens de AWBZ vergoed. Daarmee zijn wonen en zorg voor ouderen gescheiden. De consequentie is dat landelijk de financiering van circa 46.000 intramurale plaatsen is komen te vervallen. In tabel 21 is de ontwikkeling van de lichtere zorgzwaartepakketten over de periode 2012-2015 weergegeven.
Aanleiding voor het kabinet om deze maatregel door te voeren was deels gelegen in de trend dat ouderen langer zelfstandig willen blijven wonen, maar met name om de uitgaven van de zorg te beteugelen. Mede als gevolg van de vergrijzing zijn de kosten van de zorg dusdanig hard gestegen dat deze op langere termijn niet meer te bekostigen waren.
Sinds 2015 vindt er voor de doelgroep Beschermd Wonen een extramuraliseringslag plaats waarbij wonen en zorg ook voor deze groep wordt gescheiden. Mensen uit deze doelgroep die intramuraal wonen, moeten verhuizen naar een eigen woonplek en actief  op zoek gaan naar een goedkope woonplek. Het leegkomend vastgoed wordt in veel gevallen door de zorgaanbieder afgestoten.
Behalve dat de zorgplaatsen niet meer gefinancierd worden is ook de bekostiging van het zorgvastgoed gewijzigd. Momenteel geldt een systeem van prestatiebekostiging, waarbij de zorginstelling een vaste genormeerde vergoeding krijgt per bewoner.
Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat de zorginstellingen met intramurale zorgplaatsen en begeleid wonen, hun laatsten afbouwen en nadenken over een alternatieve invulling van hun vastgoed. Daarbij wordt door de vastgoedeigenaren met name ingezet op de volgende strategieën:

  • Een deel van de verzorgingshuizen voor ouderen wordt omgebouwd voor zwaardere zorgverlening, zoals verpleeghuisplaatsen;
  • Een deel van de ouderenappartementen in verzorgingshuizen wordt omgezet naar zelfstandige woningen door de benodigde voorzieningen te realiseren en een huisnummer aan te vragen. Doelgroepen die landelijk gehuisvest worden in deze woningen zijn onder andere ouderen, studenten, statushouders, mensen uit Beschermd Wonen en arbeidsmigranten;
  • Een deel van de verzorgingshuizen wordt verkocht ten behoeve van andere functies.
  • Panden voor begeleid wonen worden in de meeste gevallen afgestoten.

In de gevallen dat de appartementen in verzorgingshuizen omgezet worden naar zelfstandige woningen of de gebouwen worden gesloopt of getransformeerd naar woningen, heeft dit ook consequenties voor de stedelijke programmering van de stad. De eigenaren van het zorgvastgoed zullen in dat kader een beroep doen op de Gemeente Breda om een deel van het stedelijke woonprogramma in te mogen zetten voor hun vastgoed. Daarmee vissen ze in dezelfde vijver als andere marktpartijen die leegstand vastgoed willen transformeren en de nieuwbouwopgave die nog is voorzien op het gebied van woningbouw. Anderzijds kan het leegstaande zorgvastgoed mogelijk ook kansen bieden om de hierboven benoemde doelgroepen te huisvesten.

Bredase zorgaanbieders

Sinds 2015 vindt naast de extramularisering binnen de sector Verzorging & Verpleging (ouderen) ook een uitstroom plaats van mensen uit de sector Beschermd Wonen. Deze mensen stromen in tegenstelling tot de ouderen actief uit.
Wat betreft  zorginstellingen Verzorging & Verpleging  is het aantal plaatsen tot 2016 met 200 afgenomen. Deze reductie zet zich de komende jaren door tot in totaal circa 420 in 2020 in de subregio Breda (inclusief Baarle-Nassau en Alphen-Chaam)   
De afbouw van het aantal plaatsen binnen Beschermd Wonen zal rond de 400 plaatsen liggen.
Het Bredase speelveld is complex en de belangen groot, met name in de sector Verzorging & Verpleging. De gemeente zoekt naar manieren om het proces van transformatie in de zorg vanuit
het algemeen belang wel te sturen maar wil tegelijkertijd zoveel mogelijk bij de partijen zelf laten.
De Gemeente Breda vindt het belangrijk dat in het herschikkingsproces dat op gang komt:

  • een evenwichtige spreiding ontstaat van de zware zorg (opgave zorgaanbieders);
  • dat er in de zorginfrastructuur voldoende locaties zijn voor algemene voorzieningen zoals dagbesteding en voorzieningen die als uitvalsbasis kunnen dienen voor leveranciers van ambulante zorg;
  • dat de leegstand beperkt blijft; dit is een opgave van zorgaanbieders en gemeente, waarbij met name ook bekeken wordt of het zorgvastgoed voor andere doelgroepen kan worden ingezet;
  • dat er in verband met het zo lang mogelijk thuis wonen van ouderen en mensen met een beperking, voldoende alternatieve woonvormen zijn in de GWI-gebieden. Dit is een opgave van corporaties, zorginstellingen en gemeente. Breda voorziet op dit moment een toekomstig tekort aan levensloop geschikt wonen.

Inmiddels is er volop beweging bij de individuele zorginstellingen en zijn er ook al gebouwen verkocht (De Werve, Overakker, De Leystroom). Overakker is verkocht aan Amarant, De Leystroom gaat mee in ontwikkeling NHTV campus en krijgt zelf nieuwbouw elders in Brabantpark/Heusdenhout.

Behalve van de afbouw van de intramurale verzorgingshuisplaatsen, is binnen Breda ook een andere ontwikkeling waarneembaar. Op diverse plaatsen in de stad worden initiatieven ingediend om kleinschalige (on)zelfstandige wooncomplexen voor zorgbehoevende senioren te realiseren, zoals:
Het Gastenhuis (Hoeveneind) in Teteringen en Het Beemdhuis (Julie Claeysstraat) in de Haagse Beemden. Dit zijn (on)zelfstandige huurwoningen, waarbij de bewoners via hun PGB-budget bij één zorgverlener hun zorg inkopen.